hij pakt een ei
en breekt de lente open
prikt met zijn vinger
de dooier uiteen
gooit de dagen om en om
tot aan het plafond
springt naar buiten
tiert tegen planten
omhoog! omhoog!
schopt en ranselt de trage bomen
zo lang tot het vuur het blad uit spat
klimt met lange armen
tegen de regen in
tot bovenop de wolken
werpt af en toe
een bolletje licht omlaag
ploink, klinkt het
ver onder hem weg
en opnieuw ploink
het maakt hem blij
dit tikken van de aarde