U bent hier

Sonnet III

En als de ondergaande zon verdrinkt,
De porseleinen kommen juichend breken
En duizend woorden uit de scherven spreken
Alsof m’n hart opnieuw je liefde wint,

Dan barst de ingehouden drang en zingt.
Wanneer kan het je eeuwig zwijgen breken.
Onzeker laat je mij m’n dagen smeken
En wacht ik tot je woord verlossend klinkt.

Ach liefste, liefste praat nu tegen mij,
Zoals de golven tegen al het zand
En til me op en langs het schuimend tij.

Ik kan niet luider, langer roepen want
De vloed bestijgt te wreed en trekt aan mij
En onder mij verliest het vasteland.

© <auteur geanonimiseerd>, 2024