Wat ruikt de ochtend toch zachtmoedig
als het ’s nachts geregend heeft
naar het wordt beter met een briesje
vanuit altijd zo geweest, ik denk een
halverwege-ademsteun in notengroen gebed
opgelucht beseffend dat we dit nog net doorstonden,
overleefd hebben, de droogbloeiende week
Een opperbeste investering, dit venster
onnatuurlijk hoog (en dan was het niet eens wit)
maar dan heb je ook wat
Nu wil het klapraam natuurlijk open. Verder. Zo ver als mogelijk,
dat snapt een snurkende man nog als je hier staat
want het kamertje wordt terstond beademd
mond-op-mond
mond-tot-mond reclame voor de hoop
dat een muziekblad binnenwaait, gratis
een ontwakend wezen vervoerend dat zojuist nog zong in zijn slaap
Nu binnensurfend op, wat is het – een zweefboard?
Nee, het dak van een onzichtbaar en daarmee tijdloos
Het is een pasgeboren lievekeversabelmug (die steken
niet), een beestje zonder naam
op z’n busje