U bent hier

Portret

In het huis van mijn ouders
woonde het lange leven
gerekt dun waren de dagen geworden
bijna slapeloos de nachten

Niemand was er alleen
grootouders en overgrootouders
(ook hen kwelde de angst van het vergeten
van het niet-meer-zijn)
ze waren de muren van de woonkamer opgekropen
in portretten zwart-wit
(de oudste met houtskool bijgewerkt)
in hun zondagse kleren
zijn snor gekruld
haar kraagje hoog dichtgeknoopt
hun vertrouwen in de tijd eindeloos
(toen bestond de hemel nog)

Daar dien ook ik te wonen
maar al lang vertrokken
(een vrouw achterna, wat dacht je)
geen terugkeer
(Cortes’ schepen verbrand
de scheepsbouwer gesneuveld)
geen daguerreotype

Helaas
Alom was de beroering gekomen
overal dreigde de vlucht
het hangertje doorgeroest
de muren bezwijkend
(geen Rembrandt had hen vereeuwigd
ze waren geen rijke regenten geweest)

Op mijn iPhone de foto van mijn vader
in dreiging de knip van de elektronische dood

Ikzelf nu geen ouders meer
geen goede vader
die bewaarde in zijn achterzak
ergens in een versleten portefeuille
tussen blaadjes zonder herinnering
mijn verkreukelde foto van kind

die ikzelf nu bewaar
jaren na zijn overlijden
en dan vergeet
en weggooi zonder veel scrupules
kwijt
onvindbaar
verloren aan mezelf

© Eric Deprez, 2023