De zon brandt als een blaar in de lucht. Ik zie
dat de wereld leeft,
eindelijk. En dat ze ziedend is.
Ik kan het gebied niet duiden.
De plek
waar het het meeste pijn doet, bedoel ik.
Ik kan er niet bij,
maar het puin - Het drijft daar al jaren,
nooit eerder
zo dichtbij.
Het stapelt zich in hoeken
en wij zijn hier
zonder moeder, zonder huis, zonder
bed om in te slapen.
Je kleedt je aan
in zwarte doeken. Voedsel
smaakt naar as
en jij, je bent zo klein, zo klein nog
en de grond
in je armpjes -
Er is niets anders
om je hoofd op te leggen.